In 2019 heeft 50,8% van de medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector werkbaar werk, tegenover 49,6% gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Voor drie van de vier indicatoren van werkbaarheid doet de gezondheids- en welzijnssector het beter dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt. Voor werkstress doen we het slechter dan op Vlaams niveau. Vooral inzake werkbetrokkenheid en leermogelijkheden scoort de gezondheids- en welzijnssector hoger dan gemiddeld.
Over lange termijn (2004-2019) verslechterde de werkbaarheid in de gezondheids-en welzijnssector (-5,3 procentpunten) bijna dubbel zo sterk dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt (-2,7 procentpunten). Ook tussen 2016 en 2019 is er in de gezondheids- en welzijnssector een sterkere terugval van de werkbaarheidsgraad (-3,6 procentpunten) dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt (-1,4 procentpunten). Dit heeft vooral te maken met een verslechtering inzake werkstress, vooral in de sectoren gehandicaptenzorg en jeugdbijstand en in de woonzorgcentra.
In 2019 scoort de gezondheids- en welzijnssector op vier van de zes werkbaarheidsrisico’s slechter dan het Vlaamse gemiddelde over alle sectoren heen. In de gezondheids- en welzijnssector geeft 44% van de medewerkers aan dat emotionele belasting problematisch is (24,9% voor alle sectoren), 41,7% ervaart een te hoge werkdruk (37,6% voor alle sectoren) en 24,4% rapporteert een gebrek aan autonomie (18,5% voor alle sectoren). Ook de arbeidsomstandigheden (20,6%) worden door iets meer medewerkers in de gezondheids- en welzijnssector als problematisch ervaren dan gemiddeld (15,3%). Voor andere jobkenmerken zoals taakvariatie (21,1%) en ondersteuning leiding (13,3%) scoort de gezondheids- en welzijnszorg dan weer iets beter dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt.
Deze cijfers worden twee keer per jaar geactualiseerd. De laatste update gebeurde in januari 2020.