Sector en regio

Hoe tabellen/figuren lezen?

De aanwezigheidsindex (AI) zet de verhoudingen binnen een deelgebied in relatie tot een gelijkaardige verhouding binnen het gebied waarmee wordt vergeleken. Ze duidt per regio aan in hoeverre de werkgelegenheid in een bepaalde sector er sterk of minder sterk aanwezig is in vergelijking met de gemiddeld aanwezigheid in Vlaanderen. Daartoe wordt de verhouding tussen enerzijds het aantal  arbeidsplaatsen in sector X in een bepaalde regio en anderzijds het totaal aantal personen op arbeidsleeftijd (18-64 jaar) in die regio vergeleken met dezelfde verhouding voor sector X in het Vlaams Gewest. Een aanwezigheidsindex groter dan 1  wijst op een sterkere aanwezigheid van een sector in een bepaalde regio/provincie ten opzichte van het Vlaams Gewest.

Bijvoorbeeld:

  • Verdeling arbeidsplaatsen in bv. de gezondheidszorg: Eind 2021 situeert 11,2% van alle loontrekkende arbeidsplaatsen uit de gezondheidszorg in Vlaanderen zich in arrondissement Leuven. 
  • Aanwezigheidsindex in bv. de gezondheidszorg: Eind 2021 telt arrondissement Leuven 45% meer loontrekkende arbeidsplaatsen in de gezondheidszorg in verhouding tot haar bevolking op arbeidsleeftijd, dan in vergelijking met de gemiddelde verdeling in Vlaanderen.

Methodologie

Arbeidsplaatsen naar sector en subsector

Arbeidsplaatsen (loontrekkende jobs) zijn de tijdens de referteperiode vervulde arbeidsplaatsen bij de in het Vlaams Gewest gevestigde ‘productie-eenheden’. Hier worden enkel de jobs geteld die in loonverband worden uitgevoerd. Het aantal loontrekkende arbeidsplaatsen in het Vlaams Gewest kennen we via de gedecentraliseerde RSZ-statistieken.

De gedecentraliseerde RSZ-statistieken (of statistieken naar werkplaats) omvatten alle loontrekkende jobs die op een bepaald ogenblik (30 juni en 31 december) geteld worden bij de RSZ én bij de DIBISS (de dienst voor bijzondere sociale zekerheidstelsels). De aangiften (via dmfa) van personeelsstaten door werkgevers aan RSZ en DIBISS is juridisch en administratief omkaderd.

Het aantal arbeidsplaatsen in het Vlaams Gewest kan ingedeeld worden naargelang de aard van de activiteit die de arbeidsplaats vervult. Deze indeling naargelang de activiteit kennen we beter als de indeling naar sector. De indeling naar activiteitssector gebeurt volgens een internationaal vastgelegd classificatiesysteem, de zogenaamde NACE-classificatie. Deze NACE-classificatie is bijzonder gedetailleerd. Ze werd in 2008 vernieuwd.

In de gepubliceerde statistieken wordt de activiteitssector op grote lijnen gegeven (1-digit). Er zijn 3 ‘sectoren’, die nauw aanleunen bij de activiteiten in de Vlaamse social profit:

  • Menselijke gezondheidszorg: nace 86
  • Maatschappelijke dienstverlening: nace 87-88
  • Kunst, amusement en recreatie: nace 90-91-92-93

Om evenwel een volledig beeld te krijgen van de activiteiten in de Vlaamse social profit moeten de activiteiten op een meer gedetailleerd niveau ingedeeld worden. Dit is de ‘subsector’. Zo zijn er bepaalde activiteiten binnen de sector kunst, amusement en recreatie, die niet tot de activiteiten van de social profit behoren (bv. loterijspelen). Maar er zijn ook activiteiten die vervat zitten in andere sectoren, die wel degelijk tot de social profit behoren. Deze situatie doet zich vooral voor in de socioculturele sector. Vandaar dat Verso, in overleg met haar koepelverenigingen, een gedetailleerde indeling heeft gemaakt van de activiteitensectoren die de Vlaamse social profit omvatten.

Ik help je graag

Dirk Malfait

Dirk Malfait

Beleidsadviseur arbeidsmarkt en onderwijs

Stel je vraag