Het evaluatierapport over de lopende begroting van de Vlaamse Overheid van de Serv vestigt deze week opnieuw de aandacht op de niet-indexering van de werkingsmiddelen in de verschillende social-profitsectoren. Ondanks enkele financiële meevallers en na herhaalde vragen en opmerkingen vanuit de sectoren weigert de Vlaamse regering de werkingsmiddelen te laten meegroeien met de gestegen levensduurte. Dit betekent een serieuze aderlating voor sociale ondernemingen die – zoals iedereen – geconfronteerd worden met heel wat stijgende kosten.
De sociale partners hebben goed nieuws voor minister van Begroting Diependaele: het Vlaamse begrotingstekort zal in 2023 bij ongewijzigd beleid zo'n 250 miljoen euro lager liggen dan de Vlaamse regering zelf had ingeschat. Maar de Vlaamse regering doet er goed aan om naast het bewaken van de overheidsfinanciën ook te blijven inzetten op duurzame economische groei. Daarbij hoort ook het opvangen van de aanhoudende inflatieopstoot. “De Serv heeft er in het verleden voor gepleit dat de Vlaamse regering onderzoekt welke stappen zij kan nemen, om gericht ondersteuning te bieden daar waar op het terrein aantoonbaar een significant negatieve impact van de inflatieopstoot vastgesteld wordt”, staat in het evaluatierapport te lezen. “Ook vandaag blijft de inflatie historisch hoog, zelfs al is ze gedaald tegenover de piek in de tweede helft van 2022.”
Hoewel de lonen wel automatisch geïndexeerd worden, is dit niet het geval voor de werkingsmiddelen die sociale ondernemingen gebruiken om hun vaste kosten te betalen. Deze gederfde inkomsten zijn niet te onderschatten. Enkele voorbeelden:
- Het gecumuleerd verlies voor de sector gezinszorg door de niet-indexering van de werkingsmiddelen bedraagt 4,6 miljoen euro per jaar.
- Zonder besparing zou de totale subsidiëring in de sector jeugdhulp voor het jaar 2022 ruim 20 miljoen euro hoger liggen.
- Voor de sector kinderopvang gaat het om bijna 40 miljoen euro per jaar.
- Voor de sector ondersteuning van personen met een handicap zelfs ruim 100 miljoen euro per jaar.
Financiële meevallers
Nochtans volgen de ontvangsten van Vlaamse overheid wel bijna volledig de inflatie. De Bijzondere Financieringswet voorziet immers dat de middelen die het federale niveau overdraagt naar de deelstaten integraal aan de inflatie aangepast worden. Ook de ontvangsten uit de bruto-opcentiemen en de meeste gewestbelastingen evolueren in hoge mate mee met de inflatie. De Vlaamse regering kiest er echter slechts ten dele voor om deze financiële meevallers te gebruiken om het Vlaamse maatschappelijk weefsel overeind houden en geeft de voorkeur aan een versnelde afbouw van haar schulden.
Indexeringsstop al sinds 2010
De niet-indexering van werkingsmiddelen is een stille besparing die ingevoerd werd door de Vlaamse regering in 2010 en in de praktijk ook doorloopt voor de periode 2019-2024. Het betekent een besparing op uitgaves voor de werking van gezinszorg, kinderopvang, jeugdhulp, ondersteuning van personen met een handicap, geestelijke gezondheidszorg, revalidatieziekenhuizen, et cetera. Concreet kan je stellen dat elke 100 euro aan werkingsmiddelen in 2009, bij normale indexering en zonder extra besparingen intussen bijna 132 euro zou zijn, maar die 100 euro vandaag – naargelang de sector – nog slechts 90 à 95 euro bedraagt.
Sinds de start van de inflatieopstoot in de 2e jaarhelft van 2021 werd de inflatie bovendien systematisch onderschat. Het bevriezen van werkingsmiddelen voor energie, voedsel, ICT, meubilair, medisch materiaal, papier, speelgoed, et cetera. is niet vol te houden, ondanks de financiële injecties die er in bepaalde sectoren werden gegeven. Verso roept dan ook samen met de betrokken sectorfederaties de Vlaamse regering op om dit pervers mechanisme te doorbreken in 2023 en de volgende legislatuur niet af te wachten om deze onhoudbare situatie om te keren!