In een krappe arbeidsmarkt en een maakindustrie die het lastig heeft, kunnen maatwerkbedrijven een veel grotere rol spelen dan nu, zeggen Johan Bongaerts van maatwerkbedrijf Bewel en Francis Devisch van Groep Maatwerk. Maar dan moet hun sector wel de aandacht krijgen die hij verdient. En moet de doelgroep beter worden toegeleid.
In de lobby van Bewel in Diepenbeek, het grootste maatwerkbedrijf in de provincie Limburg, zijn begeleiders in gesprek over de finesses van omgaan met een medewerker die een autismespectrumstoornis heeft. Het is hier een dagelijkse realiteit. “Onze sector heeft die benaming ‘beschutte werkplaats’ of ‘sociale werkplaats’ te lang met zich meegesleept”, zegt Johan Bongaerts, algemeen directeur bij Bewel. “Toen in 2019 het maatwerkdecreet in werking trad, werden we allemaal maatwerkbedrijven. Dat heeft een enorme evolutie met zich meegebracht in de benadering van de doelgroep. Waar beschutte werkplaatsen in hoofdzaak een specifieke doelgroep toegeleid kregen, mensen met een cognitieve beperking, kwamen daar nu ook meer mensen met een psychosociale problematieken bij.”
Buiten de acht eigen sites die Bewel in Limburg runt, werken er ook meer en meer maatwerkers van het bedrijf op de bedrijfsvloer van de klant. “Van de 1.900 maatwerkers die we in dienst hebben, werken er 400 buitenshuis”, zegt Bongaerts. “Twintig jaar geleden zetten we een eerste stap in die richting door acht mensen op de werkvloer bij Panasonic tewerk te stellen. En nu hebben we mensen bij Greenyard, Scania, Stanley Black & Decker, Essers, enzovoort. Wat natuurlijk erg mooi is in het kader van integratie en mogelijke doorstroom naar het reguliere circuit. De betrokkenheid van maatwerkers is ook enorm hoog: je voelt hier een trots op de werkvloer. Onze maatwerkers zeggen niet dat ze voor ons werken, maar wel voor JBC of Carglass.”
Tewerkstellen
“Dat werken op de vloer van de klant is een groeiende trend”, zegt Francis Devisch, directeur bij koepelorganisatie Groep Maatwerk. “Voor de hele maatwerksector worden ongeveer 20 procent van alle werkuren op de werkvloer van de klant gepresteerd. We kunnen reële uitdagingen het hoofd helpen bieden, zoals een maakindustrie in Vlaanderen die het niet zo makkelijk heeft. We kunnen een krapte in de arbeidsmarkt opvullen. Al moeten we nog te vaak vaststellen dat heel wat ondernemingen geen correct beeld hebben van de mogelijkheden die een maatwerkbedrijf biedt.”
“Technologie helpt om complexe taken werkbaar te maken” - Johan Bongaerts
Vanuit het zestigtal maatwerkbedrijven die zijn organisatie overziet, zag Devisch de aard van de arbeid die binnen zo’n bedrijf wordt gepresteerd enorm evolueren. “We kunnen veel complexere taken aan”, zegt hij. “Vroeger werkten onze bedrijven in grote volumes voor een beperkt aantal klanten. Vandaag is dat bijna omgekeerd geworden. Klanten hebben ook een grotere diversiteit in hun gamma. Natuurlijk vraagt dat om een aanpassing. Het is aan onze bedrijven om de klantvraag en de competentieprofielen die we in huis hebben met elkaar te matchen. De essentie van een maatwerkbedrijf blijft dat wij werk zoeken voor onze mensen. We zoeken geen mensen om een werk uit te voeren, zoals een doorsnee bedrijf dat doet. Onze corebusiness is de tewerkstelling van mensen die niet aan de slag kunnen in het reguliere circuit. En dat werk vervolgens zo organiseren dat mensen met beperkte competenties het toch kunnen uitvoeren.”
Derde hand
Wat helpt is dat de technologie evolueert: light guiding systems, bijvoorbeeld, geven medewerkers in een maatwerkbedrijf duidelijk aan wat er van hen wordt verwacht. “Stel dat een medewerker met een verstandelijke beperking dingen moet sorteren: bij iedere deelhandeling lichten er dan bakjes op”, zegt Bongaerts. “We zien de technologie als een derde hand, ze automatiseert geen werk weg. Ze levert een bijdrage tot het werkbaar maken van complexe activiteiten. We hebben een publiek dat vaak niet kan lezen: wanneer je met visuele aanwijzingen werkt, kun je hen toch relatief complexe taken laten vervullen.”
Eigenlijk, zegt Devisch, hebben maatwerkbedrijven dat altijd al zo gedaan. “Wanneer je iemand hebt die niet tot tien kan tellen, en je wilt hem of haar toch tien producten in een doos doen steken, dan zet je daar gewoon een weegschaaltje onder: op het moment dat het gewicht van die tien producten bereikt is, gaat er een lampje flikkeren. Dat zijn aloude technieken, die dankzij de evolutie van technologie geavanceerder worden.”
Co-engineering
Een mooie case van een relatief complex product dat binnen een maatwerkbedrijf wordt gefabriceerd zijn de elektrische speed pedelecs van de Belgische start-up Ellio. “We monteren die van A tot Z, daar komt niemand anders tussen”, zegt Bongaerts. “We hebben daarvoor veel moeten investeren in het opleiden van onze mensen. Het is ook rechtstaand werk, wat niet iedereen hier kan doen. Maar eens de juiste instructies zijn doorgegeven, kan ook dat soort relatief complexe werk hier worden uitgevoerd. Het beeld van de voormalige beschutte werkplaatsen, dat maatwerk een soort bezigheidstherapie is, klopt al lang niet meer met de realiteit. Wij kunnen zo’n start-up mee ondersteunen, of zelfs een stuk ontzorgen, in de co-engineering van het product. We kunnen meedenken in processen, in productie, in stockage, in kwaliteitscontroles, in continue verbeteringen, in order picking en verzending.”
“We winnen het van de lageloonlanden op kwaliteit en betrouwbaarheid” - Francis Devisch
Meer nog, zegt Devisch: dat maatwerkbedrijven mee kunnen nadenken over de productielijn is vaak een reden waarom start-ups als Ellio ermee samenwerken. “Vaak hebben ze dat element zelf nog niet helemaal op punt. Maar voor onze bedrijven is de productie helpen optimaliseren een tweede natuur. Ook de nabijheid is iets positiefs. We winnen het van werk in lageloonlanden op kwaliteit en betrouwbaarheid, maar ook meer en meer op die nabijheid. Een ondernemer wil zijn product zien vorm krijgen, hij wil het zien groeien. Die vindt het fijn om twee keer per week te kunnen binnenspringen om te zien hoe de productie loopt.”
Bedrijfseconomische primeert
Maatwerk past in een groeiende tendens in duurzaam, maatschappelijk verantwoord ondernemen, zowel op sociaal als ecologisch gebied. “Maar de kern blijft de bedrijfseconomische meerwaarde”, zegt Devisch. “Geen enkele onderneming zal structureel samenwerken met een maatwerkbedrijf als er geen meerwaarde is. Precies daarop hebben we de voorbije jaren ook campagne gevoerd naar het bedrijfsleven toe. De kwaliteitsnormen die we als sector halen zijn enorm hoog. Dat moet ook, want we werken voor de farmaceutische industrie, we werken voor de voedingsindustrie - dat zijn sectoren met strenge kwaliteitsnormen, waar we aan voldoen. Je kunt als ondernemer voor het werk dat we leveren ook naar lageloonlanden gaan, maar dan moet je rekening houden met enorme uitvallen. Dan moet je ervan uitgaan dat je 10 tot 15 procent van je productie gewoon kunt weggooien.”
Tegelijkertijd, denken zowel Devisch als Bongaerts, kunnen maatwerkbedrijven nog een grotere rol spelen in de circulaire economie. Ook daarvan heeft Bewel een mooi voorbeeld: voor een van zijn klanten werden oude fietsbatterijen gedemonteerd, om de onderdelen terug te gebruiken voor blokbatterijen in de wegsignalisatie. Het hield 500.000 batterijen uit de afvalberg.
“Als je al zestig jaar kunt monteren, dan kun je ook demonteren”, zegt Devisch. “Dat klinkt kort door de bocht, maar hergebruiken van onderdelen speelt een belangrijke rol in de circulaire economie. Hoe kunnen we vervolgens van een gedemonteerd product weer een nieuw product maken? Daar zien we meer en meer projecten in ontstaan.”
Toeleiding
De belangrijkste uitdaging waarmee de sector momenteel kampt is de toeleiding van potentiële medewerkers naar maatwerkbedrijven. De stimulerende rol van de overheid kan daarin beter. “We merken dat we veel meer inspanningen moeten doen om onze doelgroep te bereiken”, zegt Devisch. “We moeten onze groep zien uit te breiden. Voor langdurig zieken kunnen we bijvoorbeeld een tijdelijke opstap betekenen richting de arbeidsmarkt. Zo geraken ze terug in de flow van werken. Er moeten honderdduizenden mensen naar de arbeidsmarkt worden gebracht. Ik ben ervan overtuigd dat daar een grote groep tussen zit die voldoet aan de criteria van maatwerk. Die moeten we zien te vinden. Een van de manieren om dat te doen is de koppeling van administratieve data. Wanneer bijvoorbeeld iemand ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), heeft die persoon heel vaak automatisch het recht om in een maatwerkbedrijf te werken. Maar als die persoon bij de VDAB komt, is dat op dit moment niet zichtbaar in diens gegevens. Werk dat soort drempels weg, en we kunnen nog een grotere rol spelen.”
Maatwerkbedrijven kunnen ook een oplossing zijn voor de ziekte van de tijd, denkt Bongaerts: burn-outs. “Misschien zijn mensen die uit burn-out komen niet meteen terug inzetbaar in het hectische reguliere circuit, maar kan er eerst een doorstroming gebeuren via maatwerk. Het is in ieder geval absoluut noodzakelijk dat er nieuwe doelgroepen geactiveerd worden richting maatwerk. De vijver raakt leeg. Bij Bewel stromen ieder jaar meer dan honderd werkkrachten uit. Terwijl er momenteel in Limburg maar 44 mensen zijn die, volgens de huidige criteria, in aanmerking komen om in een maatwerkbedrijf te werken. Die groep moet breder.”