In Vlaanderen is ons menselijk kapitaal onze belangrijkste grondstof in snel veranderende tijden. Vanuit de overheid hier mee in investeren loont. Het zogeheten vormingsbudget is al twintig jaar een begrip voor werkgevers in sociale ondernemingen. Met dit vormingsbudget ondersteunt de Vlaamse regering de opleidingsinspanningen in de social profit. Het zijn bijzonder goed bestede overheidsmiddelen, die positief bijdragen tot het verhogen van de leercultuur bij werkenden.
Jaarlijks gaat het om een budget van ongeveer 2 miljoen euro. Deze middelen worden door VIVO, het opleidingsinstituut voor de social profit, verdeeld onder de social-profitorganisaties. Elke organisatie krijgt een maximumbedrag toegekend op basis van het aantal medewerkers (vte). Zij kunnen het vormingsbudget gebruiken voor de terugbetaling van vormingen: interne vormingen door een externe opleider of externe vormingen.
Het is absoluut nodig dat we de opleidingsdeelname bij werknemers blijven stimuleren. In Vlaanderen ligt de deelname aan opleiding van volwassenen namelijk al jaren onder het Europese gemiddelde (11,2% tegenover 12,7%). De verschillen met de koplopers Zweden (38,8%) en Denemarken (30,5%) zijn bovendien bijzonder groot.
Ook al blijkt uit de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor dat de leermogelijkheden in de zorg- en welzijnssectoren beter scoren dan gemiddeld op de Vlaamse arbeidsmarkt, toch blijft het absoluut noodzakelijk om sociale ondernemingen ook de komende jaren te blijven ondersteunen in hun opleidingsinspanningen. Verso vraagt hiervoor een juridische verankering voor het vormingsbudget.
Overdracht middelen
Je zou namelijk kunnen zeggen dat het vormingsbudget deel uitmaakt van de befaamde ‘Belgische koterijen’. Sinds 2004 maakte het vormingsbudget deel uit van de VDAB-begroting. Dit bedrag werd destijds door de Vlaamse regering vrijgemaakt voor de social-profitorganisaties als pendante voor de middelen die werden voorzien voor de KMO-portefeuille en de transformatiesteun. Social-profitorganisaties konden (en kunnen nog steeds) geen gebruik maken van deze beide overheidsinstrumenten. Een deel van de middelen van deze drie instrumenten kwam destijds van de opleidingscheques voor werkgevers, die in Vlaanderen werden opgedoekt omdat Europa hier bezwaren tegen maakte in het kader van de staatssteunregelgeving.
Sinds twee jaar is het Departement WSE echter verantwoordelijk voor het vormingsbudget. Om de middelen in de toekomst op een rechtszekere wijze over te dragen aan de sociale ondernemingen die hier gebruik van maken, is een solide juridische basis vereist. Het alternatief is om het toepassingsgebied van de KMO-portefeuille te verruimen naar social-profitondernemingen.
Lees ook onze andere standpunten over het Vlaams opleidings- en vormingsbeleid in ons memorandum.