Vrijstellingsdagen
De term ‘medewerker’ verwijst naar alle loontrekkende werknemers die in het Vlaams Gewest wonen. Het verschil met arbeidsplaatsen is dus dat de plaats van tewerkstelling van de ‘medewerker’ niet gekend is. Hij of zij kan in Vlaanderen, Brussel, Wallonië of in het buitenland werken. Het gaat hier enkel over de loontrekkende werknemers die zijn aangegeven bij de RSZ. Werknemers die ressorteren onder DIBISS (voorheen RSZ-PPO) worden hier buiten beschouwing gelaten.
Het aantal medewerkers kan ook worden uitgedrukt naar voltijdsequivalenten (vte). Hierbij wordt uitgegaan van een telling van de arbeidsprestaties van de medewerker, gekoppeld aan het arbeidsvolume. Iemand die halftijds werkt, wordt slechts meegeteld voor de helft van een voltijdsequivalent.
Arbeidsvrijstellingsdagen in de social profit
Medewerkers tussen 35 en 45 jaar hebben in de social profit recht op 5 arbeidsvrijstellingsdagen. Tussen 45 en 49 jaar hebben ze recht op 12 dagen. Tussen 50 en 54 jaar worden dat 24 dagen en vanaf 55 jaar 36 dagen.
In PC 319 heeft men 2 bijkomende dagen vrij te kiezen. Deze kennen we hier toe aan de medewerkers jonger dan 35. In PC 330 geniet niet elke medewerker van arbeidsvrijstellingsdagen. Vooralsnog rekenen we echter alsof iedereen in PC 330 dit recht heeft. Zodra we over meer info beschikken over het percentage medewerkers dat valt onder de regeling zullen we dit toepassen. In PC 327 ligt het aantal arbeidsvrijstellingsdagen tussen 45 en 55 jaar op 7 en vanaf 55 jaar op 8. Sinds 2019 wordt het aantal dagen in dit PC 9 dagen voor de 55- tot 57-jarigen en 10 dagen voor de 58-plussers.
Het aantal arbeidsvrijstellingsdagen in functie van vte is de som van de producten van aantal voltijdsequivalenten per leeftijdscategorie en de overeenkomstige arbeidsvrijstellingsdagen.
Paritaire comités
Medewerkers (loontrekkenden, woonachtig in Vlaanderen, die via dmfa gekend zijn bij de RSZ) kunnen worden ingedeeld volgens het paritair comité waaronder hij/zij werkzaam is. Voor de social profit weerhouden we 7 paritaire comités:
PC 318: Diensten voor gezins- en bejaardenhulp
PC 319: Opvoedings-en huisvestingsinrichtingen en -diensten
PC 327: Beschutte en sociale werkplaatsen
PC 329: Socioculturele sector
PC 330: Gezondheidsinrichtingen en -diensten
PC 331: Vlaamse welzijns- en gezondheidssector
PC 337: Non-profit
Tot 2007 werden PC 330 en PC 331 verenigd onder PC 305 (Gezondheidsdiensten).