“Reflex creëren om innovaties te schalen”

“Reflex creëren om innovaties te schalen”

In hun streven naar een betere mens en wereld vinden social-profitorganisaties vaak schitterende dingen uit. “Maar ze zien vervolgens te weinig de echte waarde van die creaties in”, zegt advocate Xanne Holvoet. Terwijl ook het gebruik van sociale innovatieve ontwikkelingen perfect contractueel kan worden vastgelegd, zonder dat daardoor het sociale doel wordt geschaad, integendeel.

Stel: binnen een organisatie uit de social profit wordt iets ontwikkeld waar de hele sector beter van wordt. Zoiets gebeurt vaker dan je misschien vermoedt. In een maatwerkbedrijf kan bijvoorbeeld een signalisatietechniek worden ontworpen waardoor personen met een verstandelijke handicap beter weten wat er van hen wordt verwacht op de werkvloer. Of een organisatie die gezinshulp levert kan een vereenvoudigd kookboek ontwerpen voor dementerende thuiswonende ouderen.  

Niet zelden wordt dat soort innovaties gedeeld met andere spelers in het veld, die er eventueel verder op bouwen. Het is typerend, zeggen sommigen in de socialprofit, dat mensen zo begaan zijn met het grotere goed dat ze zich voluit concentreren op de functionaliteit van de uitvinding, en totaal niet bezig zijn met de bedrijfseconomische waarde die ze kan hebben voor hun organisatie. Zelfs wanneer de organisatie waarbinnen de innovatie aanvankelijk werd bedacht ook de ontwikkeling of fabricage ervan heeft gefinancierd. 

“In de commerciële sector is dat beschermen van intellectuele eigendom een evidentie”, zegt advocaat Xanne Holvoet bij Impact Advocaten in Leuven. “Wanneer een bedrijf daar een innovatie doet, zal ze die proberen te schalen: een innovatie levert pas echt waarde op voor een bedrijf wanneer de toepassingen ervan meerdere keren kunnen worden verkocht. Wij voelen dat die reflex binnen de social profit nog moet worden aangeleerd. Er wordt in die sector heel veel ontwikkeld dat perfect in andere contexten zou kunnen worden benut. Maar dat wordt vaak miskend: men ziet zelf niet altijd de waarde van wat men heeft ontwikkeld. Terwijl het ook vaak heel waardevol kan zijn om breder te gaan met een bepaald sociaal businessplan.” 

Auteursrechten 

Dat waardebesef, dat beseffen wat men in handen heeft, is nog maar stap één. Vervolgens moeten social-profitorganisaties beseffen welk soort rechten ze erop hebben. “Meestal gaat het om innovaties die auteursrechtelijke bescherming genieten”, zegt Holvoet. “Dat maakt het alvast een pak minder complex dan bij uitvindingen die door een octrooi moeten worden beschermd. Die zijn er natuurlijk ook, maar dat is al een beetje een andere wereld: op de meerderheid van de sociale creaties staan auteursrechten. En die ontstaan gewoon door creatie: vanaf het moment dat er een concrete creatie is die voortvloeit uit de intellectuele/artistieke keuzes van de oorspronkelijke auteur, zijn de rechten er.

Een vraag vanuit organisaties waar wij vaak mee geconfronteerd worden is welke rechten nu precies bij wie zitten. Daardoor weten ze in een samenwerkingscontext met partners ook niet altijd goed wat ze precies zelf mogen gebruiken en waarop ze verder kunnen bouwen. Er is bijvoorbeeld te weinig besef van de contractuele link die de organisatie met haar mensen heeft. Wanneer er werknemers in dienst zijn, speelt de arbeidsovereenkomst een cruciale rol. Ga na of de arbeidsovereenkomst expliciet de (vermogensrechtelijke component) van de auteursrechten op de output die gegenereerd wordt binnen het kader van de medewerker zijn functieomschrijving,  overdraagt aan de werkgever. Slechts in enkele uitzonderlijke gevallen is er wettelijk een automatische overdracht geregeld.

Het komt bovendien voor dat personen niet per se innovaties genereren binnen hun specifieke functieomschrijving. Het kan zijn dat iemand voor een administratieve functie werd aangenomen, maar een IT-applicatie ontwikkelt die heel nuttig is voor het bedrijf. Strikt genomen valt dat buiten die persoon zijn functie: voor zo’n zaken moet de organisatie een gewoonte aankweken om aanvullende contractuele afspraken te maken met die oorspronkelijke ‘auteur’ die bij hen werkt, buiten de arbeidsovereenkomst om. Dat is een noodzakelijke eerste stap om verder te kunnen bouwen op de innovatie. Daarna komt pas de tweede fase, waarbij de ontwikkelde tools ter beschikking kunnen worden gesteld aan andere organisaties en er dus ook verdere contractuele afspraken moeten worden gemaakt over de gebruiksrechten op de uitvinding.” 

XanneHolvoet_016

Juiste afspraken, goede vrienden 

Zeker wanneer er een innovatie werd gecreëerd binnen een cocreatief traject, met meerdere partners die een bijdrage leveren, is het raadzaam om al bij aanvang contractuele afspraken te maken. “Dan krijgen we een component van mede-eigendom”, zegt Holvoet. “In zo’n samenwerkingsverband moeten de intellectuele eigendomsrechten contractueel in rekening worden gebracht. Het is cruciaal om in de eerste plaats het doel van de samenwerking af te bakenen: op die manier wordt er meteen een link gelegd met het doel van het initiële sociale businessplan, zodat er voor de organisatie waarbinnen de tool is bedacht ook duidelijkheid is binnen welke marge de ontwikkelde tools zullen worden toegepast. Er wordt een ideologisch framework gecreëerd, met een overeenkomst waaraan een missie- en een visietekst wordt toegevoegd.

In tweede instantie wordt er dan met gebruiksrechten gewerkt, die ook aan bepaalde voorwaarden – binnen welk territorium, welke soort exploitaties, al dan niet met gebruiksrechten voor derde partijen – moeten voldoen. Dat wordt al snel te complex om zelf te doen: het draften van zo’n overeenkomst, het in kaart brengen van wat daarin moet, dat is juristenwerk. Maar het besef van welke stappen er moeten worden gezet, daar begint het.” 

Sociale franchise 

Holvoet is niet onbeslagen in de materie. Impact Advocaten heeft zich gespecialiseerd in social-profitcliënten, en zijzelf heeft een aantal sociallicencing-cases uit het boek Leaving a legacy van Kaat Peeters, directeur van de Sociale Innovatie Fabriek, juridisch helpen duiden. “De mogelijke toepassingen gaan zo breed als de social-profitsector zelf”, zegt Holvoet. “Binnen zo goed als alle social-profitorganisaties worden intellectuele inspanningen gedaan, en worden daar dingen uit ontwikkeld. Het besef is er alleen nog te weinig dat dat een van de manieren is waarop (het doel van) een sociale organisatie kan worden opgeschaald.

Niet alleen de organisatie zelf, maar ook diegene waarmee ze samenwerkt. Er kan een soort van sociale franchise worden opgezet, zodat een businessplan door verschillende partners kan worden gebruikt. De organisaties blijven op zichzelf staan, maar het sociale doel wordt veel ruimer toegepast, tot in het buitenland toe. Dat kan in ruil voor een vergoeding zijn, maar dat hoeft niet noodzakelijk. De tegenprestatie van de partner kan er ook in bestaan om zelf output te genereren waarop er kruisgewijs gebruiksrechten worden toegekend. Dat heet ‘cross-licensing’. Op die manier kan de sociale impact nog sterker verrijkt worden.”

Uit het Verso-memorandum
Een Techtransfer op maat van de socialprofit – net zoals die al ontwikkeld werd voor kennisinstellingen – mag niet achterwege blijven. Het eindresultaat van een co-creatie i.s.m. industriële of technologische partners beperkt zich nog te vaak tot een beperkte korting op het eindproduct. Om implementatie te garanderen moet in een vroeg stadium van ontwikkeling een update van terugverdienmodellen en terugbetalingsmechanismes uitgewisseld worden. Wanneer intellectueel eigendom daar geen onderdeel van uitmaakt, riskeren we wezenlijke transitie onbetaalbaar te maken voor de samenleving.