
Op deze loodzware hittedag stelde de Europese Commissie het tussentijds doel voor 2040 voor: 90% reductie ten opzichte van 1990 is noodzakelijk om de klimaatverstoring binnen de perken van het haalbare te houden.
Dit doel kunnen we alleen maar door samenwerking halen: zowel gezinnen als ondernemingen, zowel winstgedreven industrie als maatwerkbedrijven, zowel winstgedreven KMO’s als sociale ondernemingen, … Welk onderscheid je ook maakt, het heeft geen zin om elkaar de schaarse klimaatmiddelen proberen af te nemen en deze alleen voor jezelf op te eisen.
We roepen de Vlaamse regering dan ook op om oog te hebben voor alle sectoren in de klimaattransitie. De industrie is misschien de hardste roeper en zeker een sector met een grote uitstoot: dat houdt zowel een grote transitie-uitdaging als uitstootverantwoordelijkheid in. Maar de industrie is niet de enige sector met noden. Ook sociale ondernemingen kampen met huizenhoge uitdagingen om de energiedoelstellingen te halen. Zonder ondersteuning is dit niet haalbaar in sectoren die nu al op hun tandvlees zitten.
In de vorige legislatuur werden de middelen uit het Vlaamse klimaatfonds - grotendeels gespijsd met opbrengsten uit ETS1 - vooral ingezet voor twee doelen: enerzijds om energie-intensieve bedrijven te compenseren voor indirecte emissiekosten (kosten die zij betalen voor de CO₂-uitstoot die ontstaat bij de productie van de elektriciteit die ze aankopen) en anderzijds om het Vlaamse klimaatbeleid in andere sectoren vorm te geven. Onder dat tweede luik vielen onder andere ondersteuningsmaatregelen voor sociale ondernemingen actief in gezondheidszorg, welzijn, de sector voor personen met een handicap, jeugdhulp, vrije tijd en cultuur. Ook zij staan voor een zware klimaatuitdaging. En straffer nog: de Vlaamse overheid rekent in deze context onze sectoren onder de brede noemer ‘publieke organisaties’ en verwacht van hen dat zij – net zoals de overheid - een voorbeeldfunctie opnemen. Dat betekent dat sociale ondernemingen aan strengere normen moeten voldoen dan ondernemingen in de profitsector. Het is voor ons onaanvaardbaar dat wie zwaardere normen opgelegd krijgt, structureel minder steun zou ontvangen.
5% van de uitstoot
De recente studie Operation Zero, uitgevoerd in opdracht van het Nationaal Actieplan Milieu en Gezondheid, toont de omvang van de uitdaging in de gezondheidssector alleen al. Die is verantwoordelijk voor 5% van de nationale uitstoot van broeikasgassen. Zonder extra steun vanuit de overheid zal de noodzakelijke decarbonisatie daar onmogelijk zijn. Concreet betekent dit dat ziekenhuizen, woonzorgcentra en kinderopvanginitiatieven zich niet kunnen wapenen tegen de stijgende kosten van de (terechte) CO₂-taxatie op fossiele brandstoffen, die vanaf 2027 via ETS2 wordt ingevoerd. Op basis van recente inschattingen van VITO en de cijfers uit Operation Zero denken we dat de jaarlijkse meerkost voor energie in de Vlaamse gezondheidssector alleen vanaf 2027 kan oplopen tot 37,6 miljoen euro. Kunnen we echt verwachten dat deze sectoren die kost alleen dragen of ze doorrekenen aan de patiënten?
We roepen de Vlaamse regering daarom op om oog te hebben voor alle sectoren in de klimaattransitie. Sociale ondernemingen nemen hun verantwoordelijkheid op, onder vaak zwaardere voorwaarden dan andere sectoren. Als we willen dat ook zij een geloofwaardige klimaatbijdrage blijven leveren, is een faire en evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen cruciaal. Sociale ondernemingen willen voluit hun schouders zetten onder de noodzakelijke energietransitie, maar de zorg voor onze ouderen, kinderen en zieken komt in het gedrang als de Vlaamse regering de ondersteuning voor transitiemaatregelen zou voorbehouden voor de industrie.
ETS 1
Wat is het?
Sinds 2005 heeft de Europese Unie een systeem van handel in uitstootrechten voor industriële installaties met een hoog vermogen (< 20 MW). Per ton CO2-uitstoot moet er een emissierecht ingediend worden. Het totaal aantal beschikbare emissierechten is beperkt en daalt in lijn met de klimaatdoelstellingen.
Deze emissierechten worden deels gratis ter beschikking gesteld, kunnen via veilingen bij de overheid aangekocht worden en/of kunnen tussen de installaties onderling verhandeld worden.
Dit systeem leidt ertoe dat de reductiedoelstelling gegarandeerd wordt behaald (de totale limiet staat immers vast), maar dat dit gebeurt op een zo kostenefficiënt mogelijke manier (de emissies worden gereduceerd daar waar reducties het goedkoopst zijn).
ETS1 beslaat meer dan 11.000 installaties en ca. 45% van de Europese CO2-uitstoot. In Vlaanderen zijn dit een 200-tal installaties, die voornamelijk voor elektriciteitsproductie (uiteraard enkel die productie die op basis van fossiele brandstoffen gebeurt) en voor de energie-intensieve industrie ingezet worden.Wie betaalt deze uitstootrechten?
Als we het totale volume gratis emissierechten in rekening brengen, betaalt de Vlaamse industrie vandaag netto nog steeds niets voor haar uitstoot: zie cijfers VEKA . Voor de elektriciteitssector zijn de gratis emissierechten al sinds 2013 weggevallen. De opbrengsten van ETS1 komen dus van de elektriciteitsproducenten. Zij rekenen die kosten door aan de consumenten.
Hoe worden de inkomsten uit deze uitstootrechten besteed?
De inkomsten uit de veilingen door de overheid komen terecht in het Vlaams Klimaatfonds en worden aangewend om mitigerende klimaatmaatregelen te nemen. Een groot deel (de laatste jaren meer dan de helft) van deze middelen wordt ingezet om de energie-intensieve industrie te compenseren voor de extra kosten die elektriciteitsproducenten aan hun consumenten aanrekenen (zie hierboven). De andere middelen dienen om het Vlaams klimaatbeleid te financieren: premies en leningen voor gezinnen, klimaatsubsidies voor ondernemingen (zowel winstgedreven als sociale), …
Ecoswitch
Wil je weten hoe sociale ondernemingen vandaag met de klimaattransitie aan de slag gaan? Neem dan een kijkje op Ecoswitch.be waar je naast tips en tools die we onder elkaar delen ook vele straffe good practices terugvindt. Je kan je daar ook onmiddellijk inschrijven op de Ecoswitch-nieuwsbrief en dan krijg je iedere maand nieuwe goede praktijken, tips en de actuele kwesties voor sociale ondernemingen met betrekking tot duurzaamheid in je postvak.