De laatste rechte lijn naar de Vlaamse verkiezingen van 9 juni is ook voor de SERV (de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen) een spannende periode. In die mate dat het overleg- en adviesorgaan niet alleen algemeen maatschappelijke thema’s op tafel legt, maar ook een bijzonder existentiële kwestie: welke rol is er nog weggelegd voor het sociaal-overlegmodel? “Steeds meer duikt de vraag op of wij geen lobbygroep zijn zoals er zoveel zijn. Wel, het antwoord is ‘nee’”, zegt SERV-voorzitter Danny Van Assche.
Een voorzitter van de SERV heeft per definitie twee petjes. U bent ook gedelegeerd bestuurder van Unizo. Kleurt dat uw rol bij de SERV?
Danny Van Assche: “Het zou gek zijn om te beweren dat het geen enkel verschil maakt, maar belangrijker is dat het wisselend voorzitterschap ervoor zorgt dat elke partnerorganisatie om de vier jaar gedwongen wordt om voorzitter te zijn. Vorig jaar was ik ondervoorzitter bij Caroline Copers (ABVV), volgend jaar is het de beurt aan Stijn Gryp (ACV), waarna Hans Maertens (VOKA) weer aan slag is. Groot voordeel – en deel van het succes – van het systeem is dat we een groot inlevingsvermogen hebben voor elkaars standpunten. Een voorzitter wordt geacht de SERV te sturen, maar het is wellicht nog belangrijker om te luisteren. Een goed oor is een noodzakelijke voorwaarde om te komen tot akkoorden die binnen de SERV algemeen gedragen worden. Als sociale partners zijn we het sterkst als we overeenkomen en onze stem kunnen laten horen ten aanzien van de politiek. Als we onderling van mening zouden blijven verschillen, zeggen we de facto aan de beleidsmakers: wij geraken er niet uit, beslissen jullie maar.”
Wat is de relevantie van de SERV? Zou Vlaanderen er anders uitzien mocht het overleg- en adviesorgaan er niet zijn?
“De SERV zijn de voelsprieten van de overheid. Wie weet er beter dan de sociale partners wat er van belang is voor de werknemers, de werkgevers en de ondernemers van dit land? Sociale partners zijn heel representatieve organisaties, die met beide voeten in de Vlaamse klei staan en heel goed weten waar hun leden mee worstelen. Over alle mogelijke sociaal-economisch relevante thema’s vertolken wij de stem van onze leden. En laat ons eerlijk zijn, bijna àlles is sociaal-economisch relevant. Kortom, mocht de SERV er niet zijn, dan zou de overheid blind varen. Je kan immers moeilijk zes miljoen Vlamingen apart consulteren. Je kan niet weten waar elke werknemer, elke zelfstandige of elke onderneming op botst. Je kan wél praten met diegenen die met hen in contact staan, met de SERV en de organisaties die er deel van uitmaken. Als ik voor Unizo spreek, dan zeg ik altijd: ‘Wij hebben de pretentie om te weten waar een ondernemer van wakker ligt, want die komt het ons zelf vertellen.”
Hoe evalueer je het Vlaams sociaal-economisch beleid sinds de vorige verkiezingen?
“Die periode is natuurlijk voor een groot deel getekend door crises – in eerste instantie door de coronacrisis. Tijdens die coronacrisis heeft de SERV meer dan ooit zijn meerwaarde bewezen. Twee weken na de lockdown in maart 2020 hadden wij al beslist dat we een strategie moesten volgen gericht op drie tijden: wat moeten we doen tijdens de crisis om onze ondernemingen en werknemers te steunen? Wat moeten we doen om het vliegwiel van de economie weer op gang te krijgen na de crisis? Wat zal na de crisis definitief veranderd zijn en hoe moeten wij met die nieuwe wereld omgaan? Begin juni had de SERV al acht ruime adviezen opgesteld en uitgestippeld hoe de relance aan te pakken op verschillende domeinen. Om die snelheid even te duiden: toen de expertencommissie die de Vlaamse regering had samengesteld voor de eerste keer samenkwam, lagen onze adviezen al klaar. Wij hebben toen ongelofelijk snel geschakeld. Wat meer is: veel van wat wij naar voor schoven, heeft zijn weg gevonden naar het plan Vlaamse Veerkracht van de Vlaamse regering. Dat is de wendbaarheid van de SERV. Toen hebben wij als sociale partners kunnen bewijzen dat we in tijden van crisis het verschil kunnen maken.”
“Ook in de uitvoering van het relancebeleid hebben we onze rol gespeeld, onder meer via de totstandkoming van twee zogenaamde VESOC-akkoorden. Tijdens de coronacrisis was dat ‘Iedereen aan boord’ en na de crisis boden we een eerste antwoord op de krapte op de arbeidsmarkt met ‘Iedereen nodig, iedereen mee’.”
We kregen en krijgen niet alleen te maken met crisissen, er zijn ook structurele maatschappelijke veranderingen die in een stroomversnelling komen. De wereld verandert in sneltreinvaart. Waarvan moet de Vlaamse regering na de verkiezingen prioritair werk maken?
“Met de SERV hebben we een aantal speerpunten gedefinieerd. Als het over arbeidsmarkt gaat, denken we bijvoorbeeld voor een versnelling van de re-integratie van langdurig zieken. Intussen zijn er meer langdurig zieken (500.000 in België) dan werkzoekenden. Veel van die mensen willen eigenlijk nog werken, dus is de vraag hoe we die opnieuw een plek kunnen geven op de arbeidsmarkt. Daarnaast hebben wij een sterke visie ontwikkeld rond de hervorming van de VDAB, fiscaliteit in Vlaanderen, levenslang leren en onderwijs, sociaal beleid… We werken rond heel wat dossiers met impact.”
“Momenteel pent de SERV aan een prioriteitennota, die onze insteek is voor de volgende Vlaamse regering en waar wij als sociale partners gezamenlijk een rol in willen spelen. Zetten we met stip op de agenda van de volgende regering: de rol van de sociale partners. Ik verwijs naar de vraag van daarnet: ‘Wat als de SERV niet (meer) zou bestaan?’ We merken inderdaad dat onze rol niet meer vanzelfsprekend is. Het sociaal-overlegmodel dat al decennia goede diensten bewijst – ook in onze buurlanden – staat onder druk. Steeds meer duikt de vraag op of sociale partners niet zomaar een lobbygroep zijn als alle andere. Het antwoord is een krachtig ‘nee’. Waarom? Omdat de sociale partners de werkgevers en de werknemers van dit land representatief vertegenwoordigen en met hun voeten in de praktijk staan. We zijn ook democratisch georganiseerd en laten intern ontzettend veel debat toe om te weten wat er écht leeft vooraleer we standpunten innemen. We vinden het belangrijk dat de volgende Vlaamse regering dat model naar waarde schat. We willen meteen ook aangeven waarrond we als sociale partners samen met de Vlaamse regering nieuwe VESOC-akkoorden kunnen sluiten.”
Als het sociaal-overlegmodel in vraag wordt gesteld, heeft dat ook te maken met de politieke en maatschappelijke polarisering?
“Er is zeker sprake van een toenemende individualisering. Vaak komt de kloof tussen burger en politiek ter sprake. Wel, die kloof is nog nooit zo klein geweest. Dankzij de sociale media zijn er bijna rechtstreekse contacten. Elke burger kan op Facebook of X een stem laten horen. De kans bestaat dat sommige politici nog zullen antwoorden ook. Maar dat wil niet zeggen dat de burger een rechtstreekse stem heeft in het debat. Ik heb op X nog nooit akkoorden weten maken. Het middenveld geeft geen ruis op de lijn, zoals wel eens beweerd wordt, maar zorgt er net voor dat de mening van 6 miljoen Vlamingen vertaald wordt naar standpunten en belangen die met elkaar kunnen verzoend worden om tot een goed beleid te komen. Die waarde dreigen we te vergeten. Trouwens, het is ook onze taak om een stem te geven aan wie minder gehoord wordt of dreigt vergeten te worden.”
Hoe evalueer je de rol van Verso binnen de SERV?
“Als werkgeversorganisatie is Verso toch wel een beetje een buitenbeentje omdat het vaak organisaties zonder winstoogmerk en/of met gesubsidieerde middelen vertegenwoordigt. Verso is de afgelopen jaren veel dichter betrokken bij de werkzaamheden van de SERV. Dat heeft voor een flink stuk te maken met de coronacrisis. Wekelijks zaten we met de SERV samen met de toenmalige Vlaamse minister van Werk Hilde Crevits. Ik moet er geen tekening bij maken: de zorgsector stond in het oog van de storm, net zoals de culturele wereld. Het zou ondenkbaar zijn dat wij een rode lijn hadden met de minister, terwijl Verso – dat toen niet in het dagelijks bestuur zat – daar niet bij betrokken zou zijn. Sindsdien zit Verso mee aan tafel, ook al is de coronacrisis al even achter de rug. En het mag gezegd worden, de meerwaarde die Ingrid Lieten brengt binnen ons dagelijks bestuur is van onschatbare waarde.”
Uit het Verso-memorandum
Verso onderschrijft de vraag van de SERV aan de Vlaamse regering om mee te zorgen voor de nodige randvoorwaarden voor een goed werkend sociaal overleg. De basis daarvoor is een open, op de samenleving gerichte bestuurscultuur, die:
sterk inzet op effectieve oplossingen door evidencebased participatie en samenwerking met maatschappelijke actoren en inbreng vanuit de sociale partners en het middenveld;
een bestuurscultuur ook die de werking van adviesraden naar waarde schat en versterkt door ruimte voor koppeling met initiatieven voor burgerinspraak.