In een oud textielpakhuis in hartje Brussel bouwt Hassan Al Hilou (21) een bijzondere jeugdhub uit. Kwetsbare jongeren kunnen er hun talent ontdekken, krijgen er coaching, worden geprikkeld te ondernemen.
Met vzw Capital wil de jonge ondernemer en zoon van Irakese vluchtelingen iets teruggeven aan de gemeenschap waar hij opgroeide. Hij haalde daarvoor 1,5 miljoen euro op bij investeerders als Sofina, Coca-Cola, Colruyt, Janssen Pharmaceutica en de Vlaamse regering.
Op zijn twaalfde schreef hij een manifest over hoe diversiteit de wereld ten goede kan veranderen. Op zijn vijftiende startte hij Youth Talks, een online discussieplatform voor jongeren om fake news te bestrijden. Het initiatief groeide - met de steun van ‘Start it@KBC’ - uit tot een heuse onderneming, wat Hassan de jongste ondernemer van het land maakte. De lessen op school die hij miste, haalde hij met zelfstudie in. Vandaag is Hassan voltijds adviseur, keynote speaker en ondernemer. Zijn nieuwste project is zopas uit de startblokken geschoten: vzw Capital. Jongeren kunnen er terecht voor coaching, opleidingen, stages, workshops, werkplekken, jobs en ondernemerschap. Een tiental industrieën en sectoren – van farma tot chemie, voeding en advocatuur – stellen er zichzelf voor in een virtual reality parcours.
Een heel palmares, en Hassan is nog altijd maar 21 jaar. De zoon van Irakese vluchtelingen groeide op in armoede in het Nederlandse Vlaardingen en het Brusselse Molenbeek. Geen typisch ondernemersklimaat, zeg maar. Maar zijn sociale bewogenheid, ondernemingszin en ambitie deden hem bergen verzetten. “Gedreven door de liefde die ik meekreeg”, zegt hij zelf. Het is nog altijd zijn drijfveer.
Ik moest wel met de voeten op de grond blijven, want de mensen rond mij stonden diep in de modder
Sociaal ondernemen is jouw manier om iets terug te geven, zeg je. Hoe bedoel je?
“Ik ben opgegroeid in armoede. We leefden jarenlang met ons hele gezin in een kleine studio waar de schimmel op de muren stond. Toen ik als tiener begon te ondernemen, was dat voor mij geen trapje hoger maar een heel andere trap. Ik ging vooruit, terwijl ik nog steeds leefde in dezelfde omgeving en omstandigheden. Ik moest wel met de voeten op de grond blijven, want de mensen rond mij stonden diep in de modder. Ik kon mijn chequeboek bovenhalen om iets terug te doen, maar zo werk ik niet. Dus schakel ik mijn netwerk in, onderneem ik en neem ik initiatieven om het leven van mensen te verbeteren.”
Wat maakt dat jij wel kansen ziet en grijpt, en zoveel andere jongeren in dezelfde situatie niet?
“Mijn ouders hebben me geleerd dankbaar te zijn. Ze waren vluchtelingen en wisten dat het altijd erger kon. Als kind kreeg ik boterhammen met citroensap mee naar school. Dat was het enige dat we ons konden veroorloven. Het sap diende om het droge brood vochtiger te maken zodat het eetbaar bleef. Het was het lekkerste eten voor mij, omdat ik er dankbaar voor was. Mijn ouders hebben me opgevoed met volwassen waarden, ze behandelden me niet als een kind. Dat kweekte karakter. Opvoeding is zo belangrijk. Leeftijdsgenoten die niet het geluk hadden liefdevolle ouders te hebben, staan vandaag veel zwakker in het leven.”
Dat geldt ook voor werknemers. Je adviseert bedrijven over diversiteit en empathie op de werkvloer.
“Enkele jaren geleden was ik om professionele redenen een maand in Cuba. De werknemers van de onderneming die ik bezocht, kregen elke ochtend een koffie en een knuffel van de onthaaldame. Een investering van vijf minuten tijd, maar voor de werknemers betekende dat heel veel. Werknemers voelen zich geen robot in een bedrijf dat zich empathisch opstelt. Met economische voordelen: werknemers blijven graag en dus langer werken, en vallen minder snel uit als de werkdruk eens wat hoger ligt.”
Elke sociaal bewogen ondernemer die vooruitgaat en iets doet dat atypisch is, is een rolmodel
Wie zijn jouw rolmodellen? Of heb je als jonge ondernemer een mentor?
“Het is eerder omgekeerd: omdat ik al als puber mijn eigen pad maakte, zien mensen mij als een rolmodel. Daardoor ging ik zelf niet op zoek naar een economisch voorbeeld. Maar ik zie vandaag wel veel mensen in mijn omgeving die me inspireren. Elke sociaal bewogen ondernemer die vooruitgaat en iets doet dat atypisch is, is een rolmodel. Zoals Arnoud Raskin van StreetwiZe en MobileSchool. Een pracht van een mens.”
Je bent 21 jaar en je krijgt investeerders zover een pand ter beschikking te stellen en 1,5 miljoen euro te investeren in vzw Capital. Hoe doe je dat?
“Als bedrijven impact willen hebben op de maatschappij, moeten ze vandaag meer doen dan enkel belastingen betalen. Ze gaan een nieuw sociaal contract aan om met die maatschappij in relatie te gaan, en dat kan vanuit experimentele bottom-up initiatieven zoals Capital.”
Maar waarom zou bijvoorbeeld de farmaceutische industrie investeren in een project voor kansarme jongeren? Wat heeft die sector daaraan?
“De farma-industrie is heel belangrijk in ons land, maar weinig van de kwetsbare jongeren die wij bereiken, weten dat er een farma-industrie bestaat. Als de industrie in ons verhaal investeert, bereiken ze deze jongeren wel. Hetzelfde met de chemie, met de advocatuur, enzovoort. Het opent de ogen van veel jongeren. Zo inspireren en informeren ze elkaar. Met als doel dat de jongeren ooit misschien werknemers worden, of klanten, of ondernemers van bedrijven die klant worden. Zo creëer je als industriesector impact op de maatschappij.”
Winst maken hoeft niet, maar we willen wel zelfbedruipend zijn.
Vzw Capital moet na enkele jaren zelfbedruipend zijn. Een uitdaging voor veel social-profitorganisaties. Hoe wil je dat doen?
“Met een aantal financiële producten die ervoor zorgen dat we zelfstandig kunnen groeien. Zo wordt elke industrie vertegenwoordigd door een bedrijf dat investeert in een stand. Volgens een gewone huurformule. Op die stand informeren ze de jongeren op een innovatieve manier – met VR, hologram … – over hun sector. Daarnaast verhuren we ruimtes aan sociale organisaties die zich richten op jongeren. Voor een lagere prijs dan op de privémarkt. Dat kan omdat wij als organisatie slechts zelfbedruipend willen zijn, winst maken hoeft niet.”
“We willen ook zelf jobs aanbieden. Low entry jobs, noemen we ze. Daarvoor willen we onze eigen sociale ondernemingen oprichten waar jongeren een tijdelijke job vinden om zo hun financiële last te verkleinen. De opbrengst van die sociale ondernemingen wordt dan weer in de organisatie van Capital geïnvesteerd.”
Ook de Vlaamse regering investeert mee. Vlaams minister van Brussel Benjamin Dalle voorziet voor de komende drie jaar een impuls- en investeringssubsidie van meer dan 300.000 euro. Dat schept ook verplichtingen, zoals rapportering. Zet dat een rem op sociaal ondernemen?
“Nee, integendeel. Met publiek geld zorgt een overheid ervoor dat verschillende organisaties gelijke kansen krijgen. De steun vormt een stimulans voor kleine organisaties in de sociale sector om te groeien. Organisaties die naast de overheidssteun een commerciële activiteit kunnen ontwikkelen, moeten dat dan ook wel doen. Ook de Chiro verkoopt koekjes. Als organisatie moet je ernaar streven om een bepaald procent van je werkmiddelen niet van de overheid te halen. Als engagement van jezelf. En als je het niet leuk vindt om te doen, zijn er altijd mensen en organisaties te vinden die dat wel leuk vinden.”
“Natuurlijk zijn er ook initiatieven en organisaties die geen rendement kunnen halen. Jongeren begeleiden met een zwaar therapeutisch probleem, daar kan je nooit een businessmodel van maken. In zulke gevallen neemt de overheid de financiering structureel op zich. Ik vind dit een mooi model, het is uiteindelijk de maatschappij die op deze manier in hun mensen investeert.”