De werkbaarheidsmonitor van de Serv (Stichting innovatie en arbeid) is een driejaarlijkse schriftelijke bevraging van een representatieve steekproef van 40.000 loontrekkende Vlaamse werknemers (in 2019). Dit resulteerde in een respons bij ruim 13.000 werknemers. Klik
hier voor meer technische uitleg over de validiteit van de vragenlijst en de steekproef.
De vragenlijst meet aan de hand van een indicatorenset de 4 belangrijke aspecten van een kwaliteitsvolle job (werkstress, motivatie, leermogelijkheden en balans werk-privé). Met de 'gezondheids- en welzijnszorg' verwijst de Serv naar de medewerkers die actief zijn in de NACE-sectoren 75, 86, 87 en 88.
Kwaliteit van de arbeid komt tot stand in een context waarin een hele reeks factoren een rol spelen. De vragenlijst meet eveneens een aantal kenmerken van de werkplek, die al dan niet een risico inhouden voor de werkbaarheid. Dit zijn de zogenaamde werkbaarheidsrisico’s:
- Werkdruk: de mate van arbeidsbelasting vanuit kwantitatieve taakeisen, zoals werkvolume, werktempo, deadlines.
Emotionele belasting: de mate van arbeidsbelasting vanuit contactuele taakeisen in het bijzonder bij omgang met klanten of coördinatietaken.
- Taakvariatie: de mate waarin de functie-inhoud een afwisseld takenpakket omvat en beroep doet op de vaardigheden.
- Autonomie: de mate waarin men invloed heeft op de planning en organisatie van het eigen werk.
- Ondersteuning directe leiding: de mate waarin men door de rechtstreekse chef adequaat gecoacht en sociaal gesteund wordt.
- Arbeidsomstandigheden: de mate waarin men wordt blootgesteld aan fysieke inconveniënten in de werkomgeving en lichamelijke belasting.
Per werkbaarheidsrisico wordt aangegeven wat het percentage van de Vlaamse werknemers is, dat aangeeft dat dit risico problematisch is in zijn/haar job.
Socialprofitsectoren in detail
De werkbaarheidsmonitor 2019 had een netto-responspercentage van 36%, wat ruim voldoende is om een betrouwbare representativiteit van de steekproef te garanderen. De respondenten vinken aan in welke sector ze werken, zodat de resultaten kunnen worden opgedeeld naar sectoren. De minimumdrempel van de steekproefomvang voor de sectoren lag op 200 eenheden. Deze minimumdrempel laat toe om in 2019 betrouwbare uitspraken te doen over de werkbaarheid in de volgende socialprofitsectoren:
- Gezins- en bejaardenhulp (Gezinszorg) (N= 213).
- Jeugdbijstand, gehandicaptenzorg en welzijnswerk (N=326).
- Ziekenhuizen (N=918).
- Rusthuizen (Woonzorgcentra) (N=417).
Voor de sectoren sociaal-cultureel werk, maatwerkbedrijven, kinderopvang en centra voor geestelijke gezondheidszorg werd de minimumgrenswaarde niet bereikt. Deze sectoren werden in deze reeks niet opgenomen.